Onderzoekers van de week: Gerrit Slooter & Gwen Thomas
Zo fit mogelijk onder het mes
Tussen de diagnose darmkanker en de operatie zitten vaak een aantal weken. In deze periode kan de patiënt verrassend veel doen om de kans op een succesvolle operatie te vergroten. Dat claimen chirurg Gerrit Slooter en arts-onderzoeker Gwen Thomas (Máxima Medisch Centrum in Veldhoven) na een succesvolle eerste studie. In dit KWF-onderzoek gaan ze de komende jaren het bewijs verzamelen dat nodig is om hun bevindingen op grotere schaal te kunnen implementeren.
Versterkende factoren
“Het is belangrijk om de patiënt in een zo goed mogelijke conditie aan de start van de operatie te krijgen, prehabilitatie noemen we dat”, bijt Slooter het spits af. “Hun conditie is vaak lager, bijvoorbeeld door bloedarmoede of een slechte voedingsstatus. Met dieetadviezen, eiwitten en extra vitaminen breng je dat weer op peil. Zeker als je dat combineert met trainen, psychologische ondersteuning en eventueel hulp bij stoppen met roken. Wanneer je deze factoren combineert dan versterken ze elkaar enorm.”
De kracht van deze studie is dan ook dat het overal uitvoerbaar is.
Zo fit mogelijk een operatie ingaan beïnvloedt vervolgens zowel de operatie zelf als het herstel daarna, vervolgt de chirurg. “We zien dat de kans op complicaties lager is bij fittere patiënten. Als je een stuk darm ertussenuit haalt, kan lekkage optreden. Maar zo’n complicatie komt minder vaak voor bij fitte patiënten. Ook hun herstel na de operatie verloopt vlotter. En vaak kunnen ze sneller na de operatie naar huis. Dan hoeven ze maar een paar dagen in het ziekenhuis te blijven in plaats van een hele week.”
Internationale studie
Ondanks het enthousiasme van de onderzoekers beklijft de vraag wat je in zo’n korte periode voor de operatie kunt bereiken. Promovendus Gwen Thomas legt dit graag uit: “In de eerdere pilotstudie met 50 patiënten zagen we goede resultaten. We stemden een speciaal programma af op hun specifieke situatie en al die mensen gingen vooruit. Dat is de eerste stap; nu willen we in een grote studie laten zien dat het programma voor minder complicaties zorgt én kosteneffectief is. Er gaan 714 patiënten meedoen. Niet alleen in ons ziekenhuis, maar ook in Spanje, Frankrijk, Engeland, Denemarken, Italië en Canada. En in elk land volgens hetzelfde protocol; de kracht van deze studie is dan ook dat het overal uitvoerbaar is.”
Deelnemers aan deze studie krijgen eerst een conditietest om te meten hoe ze ervoor staan. “We hebben een uitgebreide test waarin we kijken naar hun hart, longen en spieren. Maar er is ook nog een simpele test, en dat is dat je kijkt hoever iemand kan wandelen in 6 minuten. In deze studie nemen we zowel de uitgebreide als de simpele test af, om ook de tests onderling te kunnen vergelijken. We hopen dat we uiteindelijk alles met de simpele test af kunnen. Na de conditietest bepalen we hoe zwaar het programma wordt dat de patiënt krijgt. Een patiënt die al wat fitter is, kan bijvoorbeeld een zwaarder programma aan”, aldus Thomas.
Mijn grootste droom zou zijn dat over een aantal jaar in elk ziekenhuis een preoperatieve kliniek is.
Over de kosteneffectiviteit rekent Slooter het volgende voor: “Als je in Nederland met een naadlekkage te maken krijgt, dan kost dat 26.000 euro. Het ‘prehabilitatie’-programma dat wij patiënten aanbieden kost zo’n 500 euro. Met de kosten van zo’n naadlekkage kun je dus heel wat patiënten prehabiliteren. Ik zou heel blij zijn als we kunnen aantonen dat er minder complicaties zijn en de investering aan het begin van de traject het dus waard is. En uiteindelijk gaat het om de patiënt: ik merk dat ze blij zijn met dit programma, een betere kwaliteit van leven hebben. Ze krijgen individuele aandacht en voelen zich op alle fronten fitter worden. Mentaal kunnen ze het feit dat ze kanker hebben veel beter aan, dat helpt enorm bij hun herstel. En daarvan krijg ik een enorme boost.”
Veel disciplines, één team
Hoewel het idee om patiënten fitter te maken voor de operatie misschien simpel oogt, is de organisatie achter de schermen complex. “We moeten veel disciplines bij elkaar brengen. Dat is moeilijk, maar tegelijk de charme van deze studie”, weet Thomas. “De fysiotherapeut overlegt met de anesthesist, met de sportarts, met de diëtiek… er zit een heel team om de patiënt heen, maar het is uiteindelijk meer één team dan dat het vroeger was.”
Dat beaamt ook Slooter: “Wij dokters hebben nogal de neiging om in het eigen hokje te denken. Maar we hebben al die andere disciplines hard nodig om de uitgangsconditie van de patiënt te verbeteren. Mijn grootste droom zou zijn dat over een aantal jaar in elk ziekenhuis een preoperatieve kliniek is, waarin al deze disciplines samenwerken om ervoor te zorgen dat iedere patiënt optimaal is voorbereid op de behandeling.”